Geschiedenis van de trolleybus
De trolleybus werd ontwikkeld door Werner von Siemens. Trolleybussen worden aangedreven door een elektromotor waarbij de benodigde stroom uit een dubbel polige bovenleiding wordt betrokken. De voordelen van trolleybussen ten opzichte van dieselbussen zijn: geen uitlaatgassen, weinig tot geen lawaai en trillingen, een grotere bedrijfszekerheid, een goede acceleratie en een langere levensduur. Nadelen zijn de kosten van de infrastructuur en de hogere aanschafprijs van de trolleybussen. Het nadeel van de gebondenheid aan de bovenleiding kan worden ondervangen door het uitrusten van het materieel met een noodaggregaat, zoals dat ook in Arnhem sinds 1980 het geval is of met accu's.
Op 29 april 1882 werd de eerste proefrit met een trolleybus gereden in Berlijn, waarbij de stroom via een meegetrokken
wagentje - ′trolley′ in het Engels - uit de twee rijdraden werd gehaald.
In 1900 werden op de Wereldtentoonstelling in Parijs enkele trolleybussen gedemonstreerd die datzelfde jaar in Eberswalde werden ingezet.
De eerste regelmatige trolleydienst werd van 1901 tot 1904 in Duitsland tussen Königstein en Bad Königsbrunn onderhouden;
de gebruikte trolleybussen waren voorzien van de nu nog steeds toegepaste stroomstangen.
Voor de Eerste Wereldoorlog bestonden er in Duitsland zo'n 15 trolleybedrijven, die echter alle een kort leven beschoren waren.
In Engeland werden in 1911 enkele trolleybedrijven geopend; na 1925 maakte de trolleybus haar, dankzij de uitvinding van de luchtband, een grote bloei door.
Ook in Frankrijk, Italië, Rusland, Zwitserland en de Verenigde Staten werd de trolleybus een steeds bekendere verschijning.
De bloeitijd van de trolleybus was in de jaren vijftig toen er wereldwijd diverse nieuwe netten werden aangelegd,
vaak ter vervanging van de tram (zoals ook in Arnhem), en bestaande werden uitgebreid. Echter, tegen het eind van de
jaren vijftig en in de jaren zestig kwam de kentering.
Vooral bedrijfseconomisch kwam de trolley steeds meer in het nadeel ten opzichte van de autobus, die een aanzienlijke
ontwikkeling had doorgemaakt. Ook verkeerstechnisch werden de bezwaren van de trolleybus steeds groter.
Deze bezwaren waren voornamelijk van bedrijfseconomische aard, aangezien met moderne technieken de problemen te ondervangen zijn.
De toegenomen motorisering was de oorzaak van de algehele teruggang van het openbaar vervoer en in het bijzonder
van de trolley- en tramexploitatie. Vooral in de Verenigde Staten en Canada was de achteruitgang aanzienlijk.
Van de 64 trolleybedrijven, die er ooit in deze landen hebben bestaan, zijn er nu nog maar enkele over.
In West Duitsland werden vele netten opgeheven; het betrof hier grotendeels kleine tot zeer kleine netten,
die als aanvulling op het vervoer per tram of autobus dienden.
In Engeland, eens de bakermat van de trolley, werden in de jaren zestig en begin jaren zeventig alle trolleybedrijven
opgeheven, als laatste Bradford in 1972. De verouderde staat van het wagenpark en van de bovenleiding speelden bij de
opheffingen een belangrijke rol.
Ook in de meeste andere Europese landen verdwenen veel trolleynetten.
Enkele landen, zoals België, Denemarken en Zweden kwamen geheel zonder trolleybussen te zitten.
Maar ook in Zwitserland, hét land van de trolleybus, begon men in sommige plaatsen te twijfelen.
In Oost Europa lag het wat anders: er werden regelmatig nieuwe trolleybedrijven geopend. Hier speelden geen milieuargumenten, maar politieke een rol.
In het begin van de jaren zeventig kwam er een omwenteling. Deze begon met de bestelling van 150 nieuwe trolleybussen voor Toronto; dit waren de eerste nieuwe trolleybussen die sinds 1956 in Noord Amerika werden gebouwd. De productie van de nieuwe trolleys, type Flyer, heeft diverse trolleybedrijven in Noord Amerika kunnen redden.
In West Europa verbeterden de omstandigheden voor de trolleybus ook, dit als gevolg van de toenemende belangstelling voor het milieu en door de energiecrisis.
De afgelopen decennia heeft de trolleybus diverse technische verbeteringen ondergaan, zoals de elektronisch gestuurde elektrische uitrusting en het noodaggregaat waardoor de trolley een straatje om kan rijden.
Een ontwikkeling van de laatste jaren betreft trolleybussen die uitgerust zijn met accu's die tijdens het rijden aan de bovenleiding worden opgeladen en waarmee op trajecten zonder bovenleiding zo’n 10 tot 25 kilometer elektrisch kan worden gereden.
Begin 2020 bestonden er wereldwijd nog ongeveer 280 trolleybedrijven. De meeste trolleysteden bevinden zich in de landen die deel uitmaakten van de voormalige Sovjet-Unie. Op de webpagina Trolley:Motion staat een actuele lijst van bestaande trolleysteden. Lijst van steden met een trolleybusnetwerk op Wikipedia